Naamvallen in het Albanees
Het Albanees kent vijf naamvallen. Dit geldt zowel voor zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden als bepaalde lidwoorden.
Naamval | Functie | Voorbeeld |
---|---|---|
Nominatief | Onderwerpsvorm (wie/wat doet iets?) |
Djali lexon (De jongen leest) |
Genitief | Bezitsvorm (van wie?) |
Libri i djalit (Het boek van de jongen) |
Datief | Meewerkend voorwerp (aan/voor wie?) |
I dha librin djalit (Hij gaf het boek aan de jongen) |
Accusatief | Lijdend voorwerp (wie/wat wordt gedaan?) |
Djalin e pashë (Ik zag de jongen) |
Ablatief | Oorsprong, reden of plaats (waar vandaan? door wie?) |
Ai erdhi nga shtëpia (Hij kwam van het huis) |
De naamvallen uitgelegd per stuk
1. Nominatief (Emërore)
- Gebruik: Onderwerp van de zin.
- Vragen: Kush? Çfarë? (Wie? Wat?)
- Voorbeeld:
- Vajza këndon. (Het meisje zingt.)
- Kenmerk: Vaak de basisvorm van het woord.
2. Genitief (Gjinore)
- Gebruik: Bezit aangeven.
- Vragen: I kujt? E kujt? (Van wie?)
- Voorbeeld:
- Libri i mësuesit (Het boek van de leraar)
- Kenmerk: Vaak gecombineerd met i/e/të/së, afhankelijk van geslacht, getal en bepaaldheid.
3. Datief (Dhanore)
- Gebruik: Meewerkend voorwerp.
- Vragen: Kujt? (Aan wie? Voor wie?)
- Voorbeeld:
- Ia dhashë librin mësuesit. (Ik gaf het boek aan de leraar.)
- Kenmerk: In combinatie met voornaamwoorden zoals i (aan hem) of u (aan hen).
4. Accusatief (Kallëzore)
- Gebruik: Lijdend voorwerp.
- Vragen: Kë? Çfarë/Çka? (Wie? Wat?)
- Voorbeeld:
- Pashë vajzën. (Ik zag het meisje.)
- Kenmerk: Vaak de vorm met extra uitgang, vooral bij bepaalde zelfstandige naamwoorden (-n bij vrouwelijk enkelvoud, -t bij meervoud).
5. Ablatief (Rrjedhore)
- Gebruik: Oorsprong, reden of plaats.
- Vragen: Nga kush? Prej kujt? (Van wie? Waar vandaan?)
- Voorbeeld:
- Ai erdhi nga qyteti. (Hij kwam uit de stad.)
- Kenmerk: Vaak in combinatie met voorzetsels zoals nga (van, uit) of prej (van).
Voorbeeldtabel: “libri” (het boek)
Naamval | Onbepaald | Bepaald |
---|---|---|
Nominatief | libër | libri |
Genitief | i libri(t) | i librit |
Datief | libri(t) | librit |
Accusatief | libër | librin |
Ablatief | nga një libër | nga libri |
Speciale Kenmerken van het Albanees naamvalsysteem
- Naamval en bepaaldheid zijn gekoppeld: Het Albanees maakt onderscheid tussen bepaalde (het boek) en onbepaalde (een boek) vormen in elke naamval.
- Genitief & Datief lijken sterk op elkaar: De vormen zijn vaak identiek, maar het gebruik verschilt (bezit vs. meewerkend voorwerp).
- Lidwoorden passen zich aan: In de genitief en datief gebruik je de zogenaamde “emfatische lidwoorden” (i/e/të/së) die zich aanpassen aan geslacht, getal en bepaaldheid.
- Naamvallen in het Albanees zijn minder “vrij” dan in bijvoorbeeld Slavische talen. Albanees vertrouwt ook sterk op woordvolgorde en voorzetsels.
Waarom zijn naamvallen belangrijk in het Albanees?
- Ze zorgen voor nauwkeurigheid in betekenis.
- Vooral in formele taal zijn correcte naamvallen essentieel.
- In gesproken Albanees, vooral in dialecten, worden sommige naamvallen simpeler gebruikt (bijvoorbeeld genitief wordt soms vervangen door een voorzetselconstructie).